In mijn vorige columns heb ik al een tweetal therapieën beschreven. Als eerste de psychomotorische therapie en als nummer twee de Gestalttherapie. Vandaag aandacht voor mijn derde poging om via professionele hulp van die ellende af te komen, die (inmiddels chronische) depressiviteit heet. Ik ga bij een psycholoog een cognitieve gedragstherapie volgen. In therapeutisch opzicht heb ik inmiddels ongeveer alles uit de kast gehaald wat een mens in dat opzicht kan doen. Alleen: bij mij schieten al die therapieën voor geen meter op.
Wat is een cognitieve gedragstherapie?
Simpelweg: een therapie, gericht op psychische processen die te maken hebben met begrippen (cognities) zoals herinneringen, concentratie, oplossen van problemen e.d. De kern van die therapie is de veronderstelling dat zogenaamde irrationele cognities (gedachten) zorgen voor “afwijkend”, disfunctioneel gedrag, zoals vermijdingsgedrag, agressie en bijvoorbeeld concentratie- en geheugenproblemen. Die klachten gaan vaak weer gepaard met gedragsmatige veranderingen, depressies e.d. De therapie gaat niet uit van (uiterlijk te observeren) gedrag maar van de gedachten/cognities zelf, die tot dat gedrag leiden.
Eind 2007 heb ik een heel uitvoerig intakegesprek. Ik tref een psycholoog met wie het meteen klikt: voor mij een absolute voorwaarde. Begin 2008 maken we de aftrap. In die periode koers ik nog altijd richting een nieuw, derde re-integratietraject maar het duurt erg lang voordat UWV het sein daarvoor op groen zet. Daar word ik niet echt vrolijk van. De psycholoog zal ook een rol gaan spelen bij mijn re-integratieactiviteiten, zo is de bedoeling. Het zal anders verlopen.
Na een paar maanden vind ik zelf, dat er eigenlijk maar weinig progressie zit in de gesprekken. Of ben ik weer te ongeduldig? We maken wel af en toe een sprongetje voorwaarts maar zo win je nooit een hordenrace. Ik begin mij ook steeds meer af te vragen of ik nog wel wil winnen: de echte “drive” ontbreekt inmiddels. Ik wil wel maar na al die jaren gaat het gewoon niet meer. Ik ben simpelweg murw gebeukt. Hoeveel kan een mens hebben?
Bovendien begin ik mij steeds onzekerder te voelen bij de gedachte aan eventuele werkhervatting: ik ben volledig het vertrouwen kwijt in wat ik nog kan; kan ik eigenlijk nog wel wat? Dit terwijl ik mij jarenlang op allerlei manieren heb ingespannen om nu juist weer aan de slag te komen.
Die ijzersterke wil is in pakweg een half jaar volledig omgeslagen in regelrechte angst om weer er-gens aan de slag te gaan. Of liever gezegd: te moeten gaan. De spagaat waarin ik mij inmiddels be-vind, zal even later ook via een ingesteld psychiatrisch onderzoek worden bevestigd.
Ik wil even een pas op de plaats maken, een time-out, een moment van bezinning. Ik zwabber van links naar rechts, voel me ontzettend gedeprimeerd, onrustig en gespannen; ik ben volstrekt het noorden kwijt. Uitgerekend in die periode stapt mijn jongste schoonzus, de vrolijkste van de familie, middels zelfdoding uit het leven. Laat man en vier kinderen achter. Heeft niemand zien aankomen, ook de huisarts niet. Ik heb het even niet meer en begin ook zelf veel na te denken over zingeving in het leven, doodgaan. Nou ja, dat soort werk.
Tijdelijk verval ik weer in een hang- en zapperiode. Mijn energie is op, ik voel mij uitgeblust, gesloopt. Na verloop van tijd pak ik toch weer de draad op van de therapie. Het zal niet echt veel beter gaan dan voorheen; voor mijn gevoel is er sprake van therapeutische bloedarmoede. Daarmee spreek ik overigens zeker geen waardeoordeel uit over de psycholoog. Ik kijk ook en vooral naar mijzelf. Het valt echter af en toe niet mee om naar je eigen gedrag te kijken als je zelf niet eens meer weet door welke kleur bril je kijkt. Bovendien krijg ik van UWV bericht dat ik volledig ben afgekeurd. Tot op zekere hoogte kan er volgens UWV nog sprake zijn van re-integratie maar dan wel binnen zoveel mitsen en maren, voorwaarden en beperkingen…
Zelf vind ik dat niet meer realistisch.
Het hoeft niet meer.
Laat ook maar. Ik creëer mijn eigen toekomst.