Blue Monday staat voor de zogenaamd meest deprimerende dag van het jaar.
Als ik Wikipedia mag geloven is de geestelijke vader van die “blauwe maandag” Arnall, een Britse psycholoog. Hij bedacht zelfs een quasiwetenschappelijke formule om die dag te berekenen. Er viel hem nogal wat kritiek in academische kringen ten deel. Desondanks hebben we kennelijk ieder jaar weer een blauwe maandag.
Maandag 20 januari 2014 was het weer zover: Blue Monday.
Ik geloof niet in die onzin maar alsof de duvel ermee speelt: lang ben ik niet meer zo depressief geweest. Om eerlijk te zijn was dat niet precies op die maandag maar die ellende begint al zo vlak voor dat weekend. Ik zie het even niet meer zitten. Alles om mij heen ziet en voelt asgrauw. Zelfs het licht aan het einde van de tunnel is als gevolg van die tijdelijke crisis even uitgezet. Dat heb ik wel eens. Het went nooit.
Tijdens zo’n periode van puur doffe ellende mag je alles van mij vragen. Zeker weten dat ik het allemaal niet zal doen. Zo’n vraag werkt absoluut averechts. Begin al helemaal niet over klusjes die nog op het lijstje staan, huishoudelijk werk en meer van dat soort onzinnige dingen. In mijn ogen onzinnig, juist op zo’n dagen. Ik moet er gewoon niet aan denken. Laat mij met rust!
Op zo’n momenten lijkt voor mij iedere molshoop wel een berg. Zo zet ik het ook op Facebook.
Ik heb het geweten. De reacties variëren van een knuffel en kusjes tot een schop onder m’n kont. Naar buiten, licht(therapie), sociaal bezig zijn, naar zee om te luisteren naar het ruisen van de golven. Via omdenken die berg in een molshoop veranderen; een schepje is daarna genoeg.
De adviezen blijven doorgaan. Je doet het jezelf aan dus je moet het ook zelf oplossen. Een psycholoog of psychiater kan dat niet voor je doen. Of ik het mijzelf aan doe? Mwah. Dat ik het zelf moet oplossen: eens. Iemand anders kan dat echt niet voor mij doen, ook niet welke psych- of -peut dan ook. Alleen ik zelf kan ervoor zorgen dat ik er weer uit kom.
Ook krijg ik reacties in de trant van dat ik best wel regelmatig anderen door mijn wat drogere humor laat (glim)lachen. Of dat ik ook geregeld serieuze doordenkertjes aan anderen probeer mee te geven. Dan ben je toch zeker niet depressief, zo is de suggestie. Al helemaal niet chronisch ziek.
Ik ga zitten, mijn broek zakt af.
Hoe leg ik dat gevoel uit als ik het zelf vaak niet eens begrijp?
Wil ik het nog wel uitleggen? Hoe leg ik mijn gevoel uit dat ik in zo’n periode niet meer leef maar er alleen nog maar ben. Zonder inhoud. Gewoon, een lege huls. Alleen maar leegte in mijzelf en om mij heen. Alleen mensen die het zelf hebben ervaren weten wat ik bedoel. Dat schrijf ik ook in mijn boek: “Je weet pas wat het is als je het zelf hebt meegemaakt.” Therapeuten reken ik daar dus niet toe.
Een enkeling begrijpt dat helemaal en schrijft: “Ik was waar jij bent. En toch: het leven is mooi. Al moet je het, net als ik, honderdduizend keer tegen jezelf zeggen. Kruip. Schreeuw. Vecht. Gewoon een dikke knuffel, mag dat?” Zij weet waar ik het over heb.
Uitgerekend in die donkere dagen schrijf ik zomaar in een opwelling een gedicht. Een gedicht over mijn vaak uitzichtloze gevecht, onbegrip, eenzaamheid, er niet meer willen zijn. Voorlopig alleen maar voor mijzelf; een uitlaatklep voor al die doffe ellende. Juist op dat moment komt het mooie liedje langs van Eric Clapton: Tears in heaven. Een herinnering aan een schoolkameraad die enkele jaren geleden is overleden.
Ik houd het op toeval.
dank voor je openheid
je schrijft/leest plezierig