Het is mij al zo vaak gevraagd. Je bent chronisch depressief en toch blijf je altijd zo positief, zo optimistisch. Dat kan toch niet. Dat zijn toch twee tegenstellingen die elkaar bijten. Ze staan toch haaks op elkaar? Kennelijk is dat niet altijd goed te vatten maar ik zie het probleem niet. Ik begrijp de vraag wel maar ik zie de tegenstelling niet. Zo kijk ik er tegenaan.
Of je van nature een optimist of een pessimist bent is grotendeels bepaald door je persoonlijke eigenschappen, je karakterstructuur. Zo ben je geboren. Je bent het of je bent het niet. Daar ben ik het alvast hartgrondig niet mee eens.
Ooit heb ik in een opwelling een krantenartikeltje geschreven over optimisme en pessimisme. Ik ben in die tijd verre van depressief, laat staan chronisch. In dat artikeltje is mijn stelling simpel: optimisme is een kwestie van willen, daar kies je voor. Pessimisme is een kwestie van humeur: je schouders laten hangen, je kunt er toch niets aan doen. Je kiest er zelf voor om als optimist of pessimist door het leven te gaan. Het zegt iets over hoe je naar jezelf, naar het leven, naar de wereld wilt kijken.
Dat onderschrijf ik nog steeds. Optimisme getuigt van een positieve levenshouding. Je wilt alles van de beste, optimale kant beschouwen. Niet overdrijven, wel realistisch blijven. Maar altijd blijven hopen en vertrouwen op een goede afloop. Zal het toch tegenvallen? Ach, dat zie je dan wel weer. Dat is niet je probleem van nu. Sterker nog: het probleem bestaat nog niet eens. Misschien is het wel een probleem waar je nu aan denkt maar dat zich nooit zal voordoen. Dat heet piekeren. Niet doen: zinloos, zonde van je tijd en energie.
De nadruk bij optimisme ligt op willen en vertrouwen. Daarnaast natuurlijk ook de bereidheid om zelf je handjes te laten wapperen en positief bezig te blijven. Voor niks gaat de zon op.
Met andere woorden: je bepaalt voor het merendeel zelf welke weg je wilt kiezen.
Honderd procent zeker: optimisme kun je aanleren!
Bij pessimisme verzand je in negatief denken. Cynisme, doemscenario’s. Ze moeten mij altijd hebben, dit moet mij weer overkomen, het gaat vast regenen, dit kan niet goed aflopen. Je blijft maar naar ’n (mogelijk) probleem kijken. Heb je het probleem misschien zelf verzonnen…? Ach, nog nooit heeft een mens een probleem opgelost door ernaar te blijven kijken. Het oeverloos doemdenken is bovendien totaal verspilde energie. Het houdt je wel bezig maar het levert helemaal niks op. Echt helemaal niks.
En dan een depressie.
Je gevoeligheid voor het ontwikkelen van een depressie wordt inderdaad wél voor een belangrijk deel bepaald door je persoonlijke eigenschappen, je karakterstructuur.
Als je er gevoelig voor bent, betekent dat overigens nog lang niet dat je ook depressief zult worden. Doorgaans komt er nog een tweede factor bij waardoor het kruit ontploft. Vaak een ingrijpende gebeurtenis in iemands leven: een overlijden, een echtscheiding, werkloosheid. Kun je zelf verzinnen.
Bij mij is het inderdaad langdurige werkloosheid. Als gevolg daarvan ontwikkel ik allerlei psychische en psychosomatische klachten. Die leiden uiteindelijk tot mijn volledige arbeidsongeschiktheid. Jawel, weer een nieuwe stressfactor.
Hoe dan ook: uiteindelijk word ik chronisch depressief. Zachtjes uitgedrukt: niet echt leuk. Die ellendige neerslachtige stemmingen. Ook als ik dit schrijf heb ik weer zo een.
Ben ik dan opeens geen optimist meer? Natuurlijk wel. Optimisme heeft niets van doen met neerslachtige buien of vrolijkheid. Het is immers een manier van kijken naar het leven.
Jaren geleden, als ik werkloos word, maak ik de balans op. Mijn grote sociale netwerk kwijt, geen structuur meer in mijn leven, dreigende vereenzaming, een forse aderlating qua inkomen, etc. Ik kan twee dingen doen. De handdoek in de ring gooien of boksen.
Voor mij is de keuze niet moeilijk.
Kernvraag: waar sta ik nu, wat kan ik en wat wil ik? Hoe ga ik op een zinvolle manier opnieuw inhoud geven aan mijn leven?
Boksen kan ik niet maar ik stroop wel mijn mouwen op. Na verloop van tijd komen de positieve kanten van de zaak als vanzelf bovendrijven. Ik leer ze ook te zien, te ontdekken en er iets mee te doen. Ik hoef nooit meer (betaald) te werken, zeeën van vrije tijd, prima uitkering waar ik niks voor hoef te doen, alle ruimte om leuke dingen te doen in mijn leven. Daar heb ik vroeger nooit tijd voor genomen. Wat wil een mens nog meer?
Ik ben blij dat ik optimistisch ben.