Per 1 november 2014 ben ik met pensioen.
Menigeen zal nu denken dat ik toch echt wel een ouwe zak ben. Met mijn 62 jaar is dat natuurlijk ook wel zo maar ik zal het sjieker omschrijven: ik ben met flexibel pensioen. Een pensioen waar ik ruim dertig jaar hard voor heb gewerkt. Zeg nou eerlijk, dat klinkt alvast een stukje jonger. Flexibel pensioen. Alsof je met parttime-pensioen bent.
Verandert er nou wat in mijn leven? Nou nee, natuurlijk niet. Alles gaat gewoon verder zoals het altijd is geweest.
Op feestjes e.d. krijg ik steevast de vraag: “En wat doe jij?”
Is dat belangrijk, wat ik doe? Natuurlijk niet maar mensen moeten toch wát hebben om over te praten. Ik vertel dan wel eens wat ik doe. “Anders niks?” Nee, anders niks; me dunkt. O ja, ik ben ook nog volledig afgekeurd wegens chronische depressiviteit. “Dus je hoeft nooit meer te werken?” Nee, ik hoef nooit meer te werken. Ik zou wel willen maar het kan niet meer. Al meer dan tien jaar niet meer. Ach, laat maar. Wat ben ik een bofkont…
Zo’n gesprek duurt meestal niet zo lang. Wat haat ik feestjes.
En nou ben ik dus met flexibel pensioen. Voor degenen die er gevoelig voor zijn, klinkt dat alvast wat positiever dan “volledig afgekeurd”. Dat ben ik óók maar gaat het alleen maar om de woorden of hoe het echt met mij gaat?
Eén ding is zeker: achter de geraniums zitten ga ik niet. Ik heb geen geraniums. Maar los daarvan hou ik veel te veel van het leven om wat te gaan zitten niksen. Ik voel mij jong en energiek en zo wil ik blijven leven. Ik zal hoe dan ook blijven schrijven, ook deze columns. Je zult het dus toch nog even met mij moeten doen.
Pensioen. In de tijd dat ik nog jong ben, denk ik bij pensioen vaak aan een paar bejaarden op een bankje -dicht bij het bejaardentehuis- die wat zitten te kletsen. Over hun kinderen en kleinkinderen die straks misschien wel op bezoek komen. Afwachten wat er gaat gebeuren, dag in, dag uit. Een gezellige bingoavond in het bejaardentehuis. Gezellig sjoelbakken of een kaartje leggen, misschien wel een partijtje biljart of jeu de boules. En morgen weer gezellig even op dat bankje om te praten over de kinderen, de kleinkinderen die straks misschien wel op bezoek komen. En anders is er wel zóveel te doen in het bejaardenhuis…
Pensioen. Eerlijk is eerlijk. In mijn jonge jaren vind ik iemand van 50 al oud. Mijn eigen kinderen vinden dat vast wel ook wel van mij, zeker nu ik 62 ben. Ik vraag het hen niet; ik hoef het niet te weten. Zij hebben hun eigen leven en hun eigen opvattingen over wat oud is. Het etiket dat anderen mij opplakken interesseert mij niet. Onder dat etiket zit ik.
Pensioen. Volgens velen een nieuwe levensfase. Het zal wel. Ik blijf mijn leven leiden zoals het altijd is geweest. Daar voel ik mij lekker bij. Een mens hoeft zich niet méér te wensen.
En nou ben ik dus zelf met pensioen. Flexibel nog wel.
Het is heus geen kwestie van wennen: alleen de naam verandert. Ik heb echt niet het gevoel van iemand die de 50 passeert en zich dan opeens oud voelt, alleen vanwege die leeftijdsgrens.
Ik ben zou oud als ik ben, ik voel mij jonger dan ik ben. En ik leef, vanuit mijn hart, vanuit mijn tenen. Dat is mijn leven en ik wil er nog even mee doorgaan.
Ik ben een bofkont.