Via een Indonesische kennis ontmoet Hilde Janssen eind 2010 in Jakarta de vijfentachtigjarige Dolly. Haar scherpe gelaatstrekken en vooral haar rechte neus verraden haar blanke afkomst. Als ze haar een foto uit 1947 laat zien van twee Nederlandsen die uit een trein hangen, herkent Dolly de vrouwen meteen: het zijn de zusjes Kobus. ‘Dit is mijn vriendin Annie, en dat is Miny’. Dolly zat zelf ook in die trein, net als Betsy, de oudste van de drie zusjes Kobus.
Begin twintig waren ze, toen ze in 1946 vanuit Rotterdam samen met hun Indonesische echtgenoten naar hun nieuwe vaderland voeren. Tegen de stroom in, want ze vielen midden in de onafhankelijkheidsstrijd en schaarden zich aan de kant van de Republiek, ook in de roerige tijden die volgden. Ze zijn er altijd blijven wonen, vier Amsterdamse vrouwen met hun uitdijende Indonesische familie in de metropool die Jakarta nu is.
Enkele reis Indonesië vertelt hun verhaal.
In 1947 komen Dolly en de zussen Annie, Betsy en Miny aan in de haven van Jakarta om met hun Indonesische echtgenoten een nieuw leven te beginnen in Indonesië. Ze komen tijdens de treinreis van Jakarta naar Yogyakarta blanke mensen tegen, die in tegengestelde richting reizen en de vrouwen voor gek verklaren. Weten ze wel wat er aan de hand is in de binnenlanden van Java?
De gevechten in de grensgebieden tussen milities en Nederlandse militairen in Malang en Solo gaan ondanks het onderhandelen over een vredesakkoord gewoon door. De vrouwen staan allemaal aan de kant van de Republiek, natuurlijk vanwege hun echtgenoten. Hierdoor en door hun blanke huidskleur hebben ze het zwaar te verduren. Brieven naar familie in Nederland komen bijna nooit aan en omgekeerd ook niet. Ze baren hun kinderen en proberen een centje bij te verdienen door kleding te maken. Toch blijven ze ondanks de vele verhuizingen contact met elkaar te houden. En het hoofd boven water te houden. Zelfs na de souvereiniteitsoverdracht zijn het spannende tijden voor de vrouwen en hun gezinnen. Ondanks alle ontberingen zijn ze altijd in Indonesië blijven wonen, samen met de meesten van hun kinderen en kleinkinderen.
Als je door het boek bladert, vallen de vele foto’s het eerste op. Ze vertellen eigenlijk al een groot deel van het verhaal van de vier Amsterdamse vrouwen. Zeker ook de foto op de cover, de foto waar het allemaal mee begon.
Natuurlijk zijn zij niet de enige vrouwen die met hun echtgenoten afreisden naar Indonesië, maar wel bijna de enigen die door hun dapperheid en doorzettingsvermogen ervoor zorgden dat het geen retourtje Nederland werd.
In het boek wordt van ieder van hen de levensloop verteld, maar ook de politieke situatie in het land komt uitgebreid aan bod. Dat maakt het een waardevol document voor iedereen die in deze geschiedenis geïnteresseerd is.
Hilde Janssen heeft een prettige schrijfstijl, waardoor het boek gemakkelijk leest. Het is een persoonlijk en aangrijpend verslag geworden van moedige vrouwen, waarvoor ik tijdens het lezen een diepe bewondering heb gekregen.
De meeste mensen hebben natuurlijk gehoord over de Nederlandse militairen die in Indonesië gevochten hebben. Daar zijn talloze boeken over geschreven. Maar dit is het verhaal van de andere kant, een nog onbekend aspect van de Nederlands-Indonesische geschiedenis.
Janssen is hierin méér dan geslaagd. Op onnavolgbare wijze heeft ze me meegenomen naar Java en mocht ik een kijkje nemen in de wereld van Dolly, Annie, Betsy en Miny.
Hilde Janssen (1959) is journaliste en antropologe. Ze woonde en werkte in Azië als correspondente voor o.a. Het Algemeen Dagblad en Het Parool. Eerder verscheen van haar ‘Schaamte en onschuld’, over het verdrongen oorlogsverleden van troostmeisjes in Indonesië, met foto’s van Jan Banning. Het boek is deel van hun spraakmakende troostmeisjesproject dat internationale bekendheid verwierf.
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam
ISBN: 9789046815793
Aantal pagina’s: 272
Prijs: € 19,99