De Molukse KNIL-soldaat Itja Hatuopar voelt zich afgedankt. Volkomen onverwacht zijn hij en zijn wapenbroeders bij aankomst in Nederland ontslagen. Weggestopt in een barakkenenkamp, ergens in de Betuwe, zonder inkomsten en een verbod om te werken, merkt Itja dat de Molukkers helemaal niet welkom zijn. Verbitterd weigert hij zich neer te leggen bij de strenge leefregels. Zijn vrouw Ina doet haar best om hun dochters en zonen een toekomst te geven. Ze kan niet voorkomen dat haar gezin terechtkomt in een draaikolk van botsende belangen. Een extreme verzetsdaad zet de familieband op scherp.
Met het transportschip ‘Castilië’ komen ze in 1951 in de Rotterdamse haven aan, Zuid-Molukkers met hun gezinnen, voornamelijk KNIL-militairen. Ze worden ondergebracht in barakken in een plaatsje ‘ergens in de Betuwe’.
Zo ook Itja Hatuopar met zijn vrouw Ina en hun dochters Sophie en Esther. Al meteen na hun aankomst worden alle militairen ontslagen en er wordt de mannen een verbod om te werken opgelegd. Ook de kinderen mogen niet naar Nederlandse scholen, maar krijgen les in de barakken. Ze worden gewoon geïsoleerd en afgesloten van de Nederlanders. Omdat het maar een ’tijdelijke’ oplossing is, verwachten de Molukse gezinnen dat ze spoedig naar hun vaderland terugkeren. Maar niets is minder waar. Hoe langer het verblijf in Nederland duurt, tegen alle afspraken in, hoe meer verbitterd Itja raakt. Hij blijft vechten voor de terugkeer, met als gevolg dat het moeilijk wordt voor het gezin om in Nederland te aarden en zich neer te leggen bij de situatie. Ondertussen wordt de tweeling Ruben en Roel geboren. Zij groeien ook op in de barakken in de Betuwe. Maar door de verbitterdheid van vader Itja worden de kinderen erg beperkt in de keuze van vrienden, school en werk. Itja’s droom valt in duigen.
Een mooie cover siert ‘Gesloten koffers’. Een militair met een kind aan de hand gaat aan boord van een schip. Ook de titel is erg raak gekozen. De bedoeling was dat de koffers zo goed als gesloten bleven, omdat ze toch maar tijdelijk in Nederland zouden verblijven.
Deze roman heeft mij erg aangegrepen. Iedere Nederlander weet dat er rond 1951 en later Zuid-Molukkers naar ons land kwamen. Ze kregen al gauw een slechte naam, kijk maar naar de treinkapingen bij Wijster en de Punt. Maar de meeste Nederlanders kenden de achtergrond van deze mensen niet. Bijvoorbeeld dat ze tegen hun zin in Nederland verbleven. Je zal maar met je gezin en je hele huisraad op een schip gezet worden naar een vreemd land. En dat onder valse voorwendsels.
Sylvia Pessireron heeft met dit waardevolle boek een kostbaar document geschreven met een stukje geschiedenis dat nooit vergeten mag worden. Het leest erg prettig en vlot, mede door het eenvoudig taalgebruik. In het begin over de dagelijkse beslommeringen in de barakken van het gezin Hatuopar, verder in het boek wordt de sfeer grimmiger. Zijn kinderen groeien hier op volgens Nederlandse normen. Terwijl Itja blijft geloven ín en vechten vóór de RMS (Republiek Maluku Selatan), wat hem natuurlijk op een gegeven moment opbreekt.
Pessireron heeft een mooie schrijfstijl. Ze heeft deze roman geschreven vanuit haar eigen ervaring, wat het geloofwaardig maakt. Haar vader was een Molukse KNIL-militair.
De Molukse Sylvia Pessireron schreef eerder de roman De Verzwegen Soldaat en is coscenarist van de televisiefilm De Punt.
Ze is opgeleid aan de Hoge School voor de Journalistiek, heeft een aantal boeken op haar naam staan waaronder Tussen mensen en geesten, volksverhalen uit de Molukken (1996), Rouwen in zeven ‘Nederlandse’ culturen (1998) en Wij kwamen hier op dienstbevel (2003).
In 2009 schreef ze haar debuutroman De verzwegen soldaat.
Uitgeverij: The House of Books
ISBN: 9789044344806
Aantal pagina’s: 276
Prijs: €19,95
Prijs e-book: €12,99