Hij bedacht een complete fantasywereld en schreef hierover het prachtige fantasieverhaal Dikke Tot, Slaven van het Giegelbos. Maar dat is niet alles, want Gé heeft nog veel meer interessante dingen gedaan in zijn loopbaan. Tijd om eens nader kennis te maken met deze bijzondere auteur.
Wie is Gé Ansems, de schrijver achter Dikke Tot, Slaven van het Giechelbos?
Tja, wie ben ik? Iedereen stelt zich die vraag wel eens, maar je krijgt er nooit een bevredigend antwoord op. Maar ik kan wel iets over mezelf vertellen. Ik ben geboren in 1948, ik ben dus een vorige eeuwer. Ik ben getrouwd en heb twee dochters, de oudste is 42, de jongste 32. De oudste woont in Ierland, is getrouwd met een Ierse muzikant en heeft drie kinderen, mijn kleinkinderen. Je wilt natuurlijk ook iets weten over mijn loopbaan. Aan het begin van die baan stond in het grijze verleden een toneelopleiding. Ik ben een aantal jaren beroepstoneelspeler geweest. Ik woonde toen in een volkswijk in Den Haag, het Transvaalkwartier. Daar heb ik met een paar wijkgenoten een wijkkrant opgericht, de wijkkrant Transvaal en mijzelf tot hoofdredacteur uitgeroepen. Mijn enige bagage bestond uit een leren jas en hoge leren laarzen, ik bedoel ik had totaal geen journalistieke ervaring. Maar ik schreef in die tijd wel al verhalen voor grote mensen en kinderen, poëzie, maar ook toneelstukken. Ik schrijf eigenlijk sinds mijn lagere schooltijd, mijn favoriete bezigheid was het schrijven van opstellen, waarvoor ik vaak hoge cijfers kreeg. En af en toe mocht ik een opstel voorlezen. Voor de wijkkrant schreef ik onder meer kinderverhalen, die dikwijls als eerste door de volwassen lezers werden geconsumeerd. Verder had ik een rubriek ‘Zomaar een wijkbewoner’. Ik bezocht een wijkbewoner van wie ik veronderstelde dat hij een goed verhaal te vertellen had. De lokale opbouwwerker, zeg maar een welzijnswerker, hielp me bij de screening. Ik liet een bandrecorder draaien, die alles opnam wat de betrokkene zei en onderwijl beschreef ik wat hij deed. Later schreef ik het gesproken woord letterlijk uit. De eerste wijkbewoner was Ome Dorus, een ketellapper en kopersmid in ruste. Hij had zijn leven lang van deur tot deur getrokken om potten, pannen en ketels te repareren. En dat leverde hem een arsenaal aan uiteenlopende, soms bizarre verhalen op. Dankzij dat verhaal over Ome Dorus werd ook gelezen ten burelen van het Vaderland, een letterkundige krant die destijds in Den Haag verscheen. Ze waren zo enthousiast dat ze mij vroegen als journalist voor die krant te komen werken. De hoofdredacteur voorspelde mij een geweldige toekomst in de journalistiek. Aangezien het met het theater niet zo goed ging, besloot ik de gok te wagen. De werd het begin van mijn professionele journalistieke carrière. Van het Vaderland stapte ik over naar het maandblad ‘Kinderen'(toen heette het nog Wij en Onze Kinderen), daarna kwam ik terecht bij Dagblad Het Binnenhof. Ik begon als gemeenteraadsverslaggever er werd na vele jaren uiteindelijk kunstredacteur. Het Binnenhof werd begin jaren negentig opgeheven en de redactie werd samengevoegd bij die van de Haagsche Courant. Tot september 2005 heb ik bij die krant gewerkt, had onder meer een eigen wekelijkse column. In 2005 kon ik toen de Haagsche Courant een onderdeel werd van het Algemeen Dagblad, gebruikmaken van een ouderenregeling. Sedertdien ben ik vrij man. Tijdens mijn journalistieke leven, heb ik nog reclamewerk gedaan voor de radio en begin jaren tachtig speelde ik mee in het hoorspel ‘De Hobbit’ dat door de NCRV werd uitgezonden. Ook trad ik dikwijls op als podiumdichter. En dat doe ik nog steeds. Ik publiceerde ook proza en poëzie in diverse literaire tijdschriften, waaronder Randschrift en Lift. En in 1996 verschenen twee korte verhalen van mij in de verzamelbundel ’12 Pareltjes’ een uitgave van Uitgeverij ServicePost.
We kennen je vooral van poëzie en proza, vanwaar de overstap naar een kinderboek?
Ik wil even een misverstand uit de weg ruimen. Dikke Tot Slaven van het Giechelbos is geen kinderboek. Het is wel een bewerking van mijn kinderboek
‘Dikke Tot en de Geinkwezels’ dat bij Servicepost (een inmiddels opgeheven uitgeverij) verscheen. Het boek was eigenlijk voor kinderen te moeilijk. Het was al fantasy. Mijn huidige uitgever, Uitgeverij Macc, heeft mij gestimuleerd om er een echt fantasyboek van te maken. Ik kwam bij hem met mijn tweede Dikke Tot boek, Dikke Tot In de greep van de Roofboeken. Mijn uitgever vond dat ik de lezer het eerste deel niet kon onthouden. Zo is het gekomen.
Waar heb je de inspiratie voor Dikke Tot vandaan gehaald? Wie of wat heeft je op het idee gebracht?
Ik vind dat een moeilijke vraag. En eerlijk gezegd kan ik daar geen goed antwoord op geven. Dikke Tot als figuur is feitelijk al heel oud. Hij ontstond destijds toen ik een verhaal schreef over een zekere Reus Slagroom. Deze reus leefde uitsluitend van slagroom. Aangezien hij te groot was om zelf de wereld van de mensen in te trekken om slagroom te verzamelen, naam hij een klein knechtje in dienst, die ik Tot noemde. Ik weet niet waarom. Die Tot was zo ijverig dat hij veel meer slagroom verzamelde dan de reus op kon. Wat overbleef moest hij opeten en daardoor werd hij dik. Zo ontstond de naam Dikke Tot.
Die reus heb ik een vroege dood laten sterven en Dikke Tot heb ik meegenomen naar mijn nieuwe boek. De allereerste versie kwam al uit in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Er is ooit nog sprake van geweest dat van die versie een televisieserie zou worden gemaakt, voor de VARA. Het toenmalige hoofd van de afdeling drama, Nic van den Boezem, heeft me er destijds nog voor benaderd.
Uiteindelijk is het niet doorgegaan, want Dikke Tot paste niet in het VARA-profiel. Omdat ik het uiteindelijk ook niet uitgegeven kreeg, heb ik het manuscript in een bureaulade gestopt en daar is het blijven liggen totdat ik in contact kwam met ServicePost. De rest weet je.
Werd je al schrijvend in een bepaalde richting geduwd of had je voordat je begon al een duidelijke opzet in je hoofd?
Kijk, als journalist was ik gewend tevoren te bepalen wat ik in een verhaal of column wilde gaan zeggen. Dat was ook te overzien. Bij het schrijven van een boek is dat veel lastiger, althans voor mij. Ik heb wel een bepaalde idee in mijn hoofd, maar uiteindelijk wordt pas tijdens het schrijven voor mij duidelijk welke richting het verhaal op gaat. Schrijven, zeker als het gaat om fantasie, is voor mij eigenlijk grote één ontdekkingsreis. Al schrijvende maak ik kennis met een ook voor mij onbekende wonderlijke wereld. Ik leer de figuren die ik tegenkom kennen en zij bepalen uiteindelijk het verloop van de gebeurtenissen. Ik mag het alleen maar beschrijven. Ik probeer er wel eens zelf een draai aan het verhaal te geven, maar dat blijkt dikwijls vergeefse moeite. Zelfs het einde van het verhaal wordt door de karakters bepaald. Dat is wel eens om wanhopig van te worden, want ze zijn soms stront eigenwijs. En dan te bedenken dat ik in basis een echte regelneef ben, ik wil alles graag zelf in de hand houden. Maar ach, van de andere kant is het schrijven een zeer boeiende bezigheid en ik kan ook niet anders.
Aan het verhaal is op het einde een stuk toegevoegd waarin uitgebreid wordt beschreven hoe de werelden en hun bevolking in elkaar steken. Zou je ons kunnen uitleggen waarom je deze toevoeging hebt gemaakt?
Waarom? Wel, ik heb doe toevoeging op de eerste plaats van mijzelf gemaakt. Het was mijn manier om de wereld waaruit Dikke Tot voorkomt en de wereld waarin hij terechtkomt, Kwezelee het land van de Geinkwezels, in te kaderen.
Hierdoor werd het voor mij overzichtelijk. En toen dacht ik, misschien heeft de lezer daar ook wel wat aan. Ik heb het bewerkt, zodat het echt oogde, ik heb er een soort wetenschappelijke verhandeling van gemaakt, compleet met een literatuurlijst. Er zijn mensen geweest, die dachten dat het echt was. Dat is toch prima, wie zegt dat de fantasiewereld minder werkelijk is dan de zogeheten echte wereld? Wie er beetje in de zogenaamde echte wereld rondkijkt, komt al gauw tot de ontdekking dat de mens zich vaak laat leiden door fantasiefiguren, denk bijvoorbeeld maar eens aan de Griekse mythologie. Of denk je dat Apollo, Aphrodite, Ares en noem maar op echt hebben bestaan? En hoeveel heksen zijn er in de middeleeuwen niet verbrand. Ik bedoel maar. Zonder fantasie zou er ook geen wetenschap en technologie bestaan. Als de mens er niet van gedroomd had te kunnen vliegen, hadden we nu geen vliegtuigen gehad.
Dikke Tot, Slaven van het Giechelbos is pas geleden uitgekomen, heb je al reacties gehad?
Zeker, hele leuke reacties. En ik heb ook gemerkt dat een figuur als bijvoorbeeld Clara Spotvogel vooral vrouwen aanspreekt. Ze vinden haar een ‘geweldig mens’ Dikke Tot zelf wordt ook heel sympathiek gevonden, wellicht omdat hij geen echte held is. Daar is hij te naïef voor, slechts door toeval verricht hij toch heldendaden. Daden die voortkomen uit zijn sterke gevoel voor rechtvaardigheid.
Eind dit jaar zal een volgend deel, Dikke Tot, In de Greep van de Roofboeken verschijnen. Kun je hier alvast iets over vertellen?
Ik heb van mijn uitgever begrepen dat deel twee niet eind dit jaar, maar begin volgend jaar verschijnt. Een wijziging in de planning. Maar dat terzijde. Tja, ik wil wel een klein tipje van de sluier lichten. De karakters die in deel in voorkomen, keren ook terug in deel twee. En Dikke Tot speelt uiteraard weer een hoofdrol. Samen met zijn landgenoten uit Totsmania, de Geinkwezels en de Kniesoren trekt hij ten strijde tegen de roofboeken, die niet alleen onze wereld, maar alle betrokken werelden teisteren. Er komen bloedige veldslagen in voor en er vallen vele slachtoffers te betreuren. Het is erg spannend. Dat kan ik je verzekeren. En je zult nog meer dan in deel een, hele vreemde dingen tegenkomen, die nooit eerder zijn beschreven. En magie speelt ook een hele belangrijke rol. Meer wil ik er nu nog niet over zeggen.
Straks zijn er al twee boeken van Dikke Tot. Ben je van plan er een hele serie van te maken?
Dat sluit ik niet uit. Maar dat plan is nog niet uitgekristalliseerd. Het ligt er ook aan of het aanslaat bij het publiek. Ik bedoel, ik ben nog een onbekende schrijver en dan is het heel moeilijk om het publiek te bereiken. Ik hoop het wel dat het lukt. Oké, daar ga ik vanuit. Ik moet positief denken, of niet soms?
Heb je naast het schrijven nog andere bezigheden?
Jazeker, ik vertelde al dat ik regelmatig als dichter voor het voetlicht treed.
Verder heb ik een eigen vertelvoorstelling. ‘De Slangfluit’. Verder maak ik videofilms, ik heb een hele reportage gemaakt van een reis door Australië in 2010. En niet te vergeten, maak ik ook muziek. Ik speel onder meer accordeon. En heel af en toe schilder ik. Ik ben geen groot schilder, maar af en toe een min of meer aanvaardbaar landschapje in acryl lukt me nog wel.
Tot slot, wat kunnen wij van jou, naast het vervolg op Dikke Tot, Slaven van het Giechelbos, in de toekomst verwachten?
Als ik in de toekomst zou kunnen kijken, zou het antwoord niet moeilijk zijn. Maar dat terzijde. Ik ben nog bezig met een ander fantasyboek waarin een vrouw de hoofdrol speelt. Ze heet Leonora en is lerares Frans aan een gymnasium.
Het boek gaat over een onmogelijke liefde. En over ongekende krachten die ons leiden. Ongetwijfeld zullen er in de toekomst nog meer boeken verschijnen, want voorlopig is mijn inspiratiebron nog niet uitgeput. Zolang ik de energie heb om te schrijven, zal ik doorgaan.