Een paar weken geleden heb ik een afspraak met de burgemeester van Nuth.
Ik wil graag een van de eerste exemplaren aanbieden van mijn nieuwe boek: “Vis op vrijdag”.
Op mijn verzoek is heel snel positief gereageerd. Ik ga dus op bezoek bij de burgemeester.
Als ik aan een enkeling vertel dat ik die afspraak heb, krijg ik wat verbaasde reacties. “Je boek aan iemand overhandigen snap ik, maar aan de burgemeester…?”
Mensen die mij kennen, weten dat ik niet naast mijn schoenen zal lopen maar toch zal ik soortgelijke reacties vol verbazing en vraagtekens in de ogen daarna nog vaker krijgen. Ze zeggen het niet maar bedoelen het wel: da’s wel erg hoog gegrepen. Ik lees het in hun ogen.
De burgemeester staat in veler ogen nog altijd op hetzelfde podium als vroeger. Jawel, samen met meneer pastoor en het hoofd van de school. Die laatste heet tegenwoordig directeur, ook als het een vrouw is. En een burgemeester is gelukkig ook al jaren gewoon m/v. Bij pastoor is het nog afwachten of dat ooit zo zal zijn. Ik zal het niet meer meemaken.
Hoog gegrepen? Nou nee; zie ik toch anders.
Mijn nieuwe boek is een selectie uit de columns die ik in de afgelopen jaren heb geschreven voor Banger Sisters. Een online-magazine, nét een tikje anders. Ik schrijf over doodgewone dingen, makkelijk leesbare “stukjes” en herkenbaar voor iedereen. Wat ik daarmee wil bereiken? Mensen telkens een serieuze boodschap meegeven maar dan wel tegelijkertijd een glimlach bezorgen. Laten zien dat je de schoonheid en de lol van het leven niet ver hoeft te zoeken. Je vindt ze naast de deur, je moet ze alleen willen zien. Wat je ziet, schrijf je gewoon op. Dat is alles, meer niet.
En ook daarom vind ik het fijn dat ik op bezoek mag bij de burgemeester.
Zenuwachtig? Nou nee, wel even spannend. Zo vaak gaat een mens immers niet op bezoek bij een burgemeester. Voor de rest wil ik gewoon mijzelf zijn; hoef ik niet voor te oefenen.
Ik sta ruimschoots op tijd bij de receptie en jawel, daar komt de burgemeester al dan niet toevallig de trap af. Uiteraard ken ik haar; zij mij niet, denk ik. Ik maak een terloopse opmerking dat wij elkaar zo meteen treffen en stel mij alvast even voor. “Jawel, om half elf” zegt ze. “Maar u bent er toch, het kan ook nu al.”
Eerlijk gezegd denk ik op dat moment nog: fatsoenshalve drinken we samen een kopje koffie, we kletsen ’n minuut of tien wat, ik overhandig dat boek, nog een foto en dan sta ik weer buiten.
Zij blijkt mij vele malen beter te kennen dan ik haar. Met behulp van Google heeft zij zich een goed beeld gevormd van wie ik ben en mijn achtergrond. Mooi om zo ontvangen te worden.
Die tien minuten zullen een heel uur worden.
Zij haalt zelf koffie voor mij, hangt voor het fotomoment even haar ambtsketen om en de fotograaf doet zijn werk. En dan gaan we in gesprek. Ik wil bijna zeggen: dan beginnen we te kletsen maar dan doe ik haar en mijzelf tekort.
Een heel geanimeerd gesprek. Waarover? Over van alles en nog wat waar ook “gewone” mensen over praten. De burgemeester en ik blijken gewone mensen.
Zij wil wel een gesigneerd exemplaar van mijn boek. Ik verzin ter plekke een tekst.
Vooral ik ga regelmatig “de fout in” en ga haar af en toe tutoyeren. Ben ik nu eenmaal gewend. Wordt helemaal niet verkeerd opgevat en past uitstekend bij de sfeer van het gesprek. In eigen huis mag iedereen haar Desirée noemen, daarbuiten is zij “mevrouw de burgemeester”.
Ik maak kennis met een belangstellende en aimabele vrouw, een gedreven persoonlijkheid. Een bestuurder pur sang die zeker ook locale initiatieven en “talenten” een warm hart toedraagt en stimuleert. Als burger mag je blij zijn met zo’n bestuurder.
Mevrouw de burgemeester, dank u wel voor ons fijne gesprek!