Ja, ik ben depressief; chronisch. Maar wie ben ik?
Een simpele vraag.
Het antwoord? Soms weet ik het zelf niet eens.
Ben ik wie ik wil zijn? Nee.
Wil ik zijn wie ik ben? Ja.
Mag je even over nadenken maar wie wil dat niet?
Als ik ’s morgens met mijn slaperige ogen in de spiegel kijk, zie ik mijzelf.
Niet zoals ik ben maar zoals ik er op dat moment uitzie. Dat is ook wat andere mensen iedere dag weer van mij zien. Zoals ik er op dat moment uitzie. Uiteraard zien zij niet wie ik ben. Dat zie ik ook niet bij andere mensen.
Soms krijg ik een sprankje inzicht als ik mensen op straat tegenkom en ik praat even met iemand. Dan vertellen ze iets, ook over zichzelf. Maar hoe ze echt zijn? Geen flauw idee. Ik weet meestal alleen hoe ze heten en eventueel waar ze wonen. Meer hoef ik ook niet te weten, dat wil ik vaak zelfs niet eens weten.
Hoe, wat en wie ben ik dan?
Als ik mijzelf in een radio- of tv-uitzending hoor of zie, schrik ik vaak van mijzelf. Ben ik dat? Praat ik altijd zo, zie ik er zo uit? Schijnt een bekend verschijnsel te zijn en ook dat hoort er kennelijk bij. Wat mij betreft: ik wil alleen maar laten zien en horen wie ik ben, wat ik wil vertellen.
Maar als ik treurig in die spiegel kijk, lacht diezelfde spiegel natuurlijk treurig terug. Kijk ik vrolijk in diezelfde spiegel, kijkt die spiegel ook weer vrolijk terug. Ik heb maar één probleem: ik kan niet meer vrolijk in die spiegel kijken. Dat ligt niet aan die spiegel. Dag in, dag uit, al vele jaren. Zo langzamerhand kots ik ervan.
Dat is mijn depressie.
Hoe zie ik eruit als ik depressief in een spiegel kijk?
Geen heldere blik meer in mijn ogen, een doffe oogopslag. Die echte twinkeling in de ogen is verdwenen. En ik kon altijd zo vrolijk zijn. Zo vrolijk, ondeugend kijken. Maar ook lachen, niet alleen met mijn mond maar ook met mijn ogen. Jazeker, ook lachen doe je met je ogen, vooral met je ogen. Dag in, dag uit.
Mensen om mij heen zeiden vroeger wel vaker: Ik zie dat je weer wat van plan bent, dat je wat in je schild voert. Je hebt een ondeugende blik in je ogen. Ja, dat is de taal van ogen.
Het is niet meer. Althans niet bij mij, dat is al lange tijd geleden.
Dat is mijn depressie.
Mijn mondhoeken hangen alsmaar omlaag. Vind ik zelf bepaald niet leuk: de ellendigheid straalt er vanaf. Daar word ik dus ook zelf niet vrolijker van. Maar het gaat er gelukkig niet om hoe ik er uitzie of hoe anderen mij zien maar hoe ik mijzelf voel, van binnen. Sommigen zullen mij begrijpen, vele anderen helemaal niet. Dat is immers de wereld die depressie heet. Die is er wel maar je ziet ‘m niet. Het raakt je niet, je voelt het niet. Nou ja, ikzelf natuurlijk wel; in mijn hele lijf, mijn hele ziel.
Die ander ziet het niet, voelt het niet.
Dat is mijn depressie.
In mijn volgende columns ga ik meer schrijven over mijzelf en mijn ervaringen.
Wat heeft mij gemaakt tot wie en wat ik nu ben?
Mijn werkloosheid van jaren geleden was de directe aanleiding tot mijn depressiviteit. Artsen hebben het vaker de oorzaak genoemd. Maar het is natuurlijk vele malen meer dan alleen die langdurige werkloosheid. Het is de combinatie met wie ik ben, qua persoonlijkheid. Mijn karaktereigenschappen, mijn perfectionisme en noem de rest maar op. Dat heb ik inmiddels wel geleerd.
En daarover ga ik dus schrijven in mijn volgende columns. Hoe die depressie bij mij ontstond.
Net zoals in mijn boek zal ik dat gewoon gaan vertellen, heel open en eerlijk.
Iedereen die mij kent weet dat ik dat dus ook ga doen.
Want zo ben ik.
Ik zou niet weten waarom niet.