Ach, wat heb ik het er moeilijk mee gehad.
Ooit heb ik gedacht de hele wereld aan te kunnen. Een heerlijke toekomst lacht mij tegemoet. Beren op de weg heb ik nog nooit gezien. Na een verkeerde beroepskeuze ziet het plaatje er opeens heel anders uit. Baan kwijt, langdurig werkloos, psychische klachten en uiteindelijk chronisch depressief.
En dan?
Er breekt een lange periode aan waarin ik mij alsmaar blijf vergelijken met wie ik voorheen ben geweest. Vergelijken met al die mensen die iedere dag alleen maar leuke dingen kunnen doen en uitsluitend vrolijk zijn. En wat heb ik het toch maar moeilijk; waarom heeft niemand medelijden met mij? Waarom snapt niemand hoe moeilijk ik het heb?
Ik kan de nieuwe situatie maar niet accepteren terwijl ik rationeel weet dat iedere verandering begint met het accepteren van de realiteit; het nu. Het alsmaar blijven zoeken naar een antwoord op vragen zoals “Waarom ik?”, “Wiens schuld is dit?” is immers totaal niet relevant. Ik moet simpelweg verder, stoppen met piekeren, stoppen met het eindeloos pompen van energie in het niet te veranderen verleden.
Dat is in die periode gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het voelt alsof mijn psychische rolstoel ook nog eens lekke banden heeft en alleen maar door mijzelf moet worden voortgeduwd. Ik begin ook nog te geloven dat er niemand is die mij helpt. Bij vlagen voel ik mij nog zielig ook en wil ik de handdoek in de ring gooien.
Na verloop van onnodig verspilde tijd gaan mijn ogen eindelijk open. Ik ontdek dat de door mij beleefde beperkingen niet langer liggen in wie ik ben maar in hetgeen ik denk wie ik níet meer ben. Eindelijk begin ik weer de kansen en mogelijkheden te zien die ik wél nog heb. Een morele oppepper vind ik bovendien in een spreuk van Jules Deelder waar ik bij toeval tegenaan loop: “Als je de beperkingen kent, kun je daarbinnen onbeperkt te werk gaan”. Een wijsheid die voor eeuwig op mijn netvlies staat.
Inmiddels ben ik al jaren anders over mijzelf gaan denken. Ik heb nog altijd mijn idealen en geef inhoud aan mijn leven op een manier die voor mij geweldig zinvol is. Geen betaald werk maar ik kan er niet mee zitten. Geen verplichtingen meer, tenzij ik er zelf voor gekozen heb. Er is helemaal niets meer dat moet. Wat geeft dat een heerlijk gevoel, een gevoel van vrijheid! Ik geniet er van.
Natuurlijk, mijn depressieve perioden zal ik altijd wel blijven houden. Leuk is anders maar het kan vele malen erger. Ik hoef mij niet meer zonodig te vergelijken met anderen. Doe ik dat toch dan voel ik mij gelukkig.
Vandaag de dag heb ik heb ik dan ook duidelijk een realistischer en minder somber beeld van mijzelf dan tijdens de perioden dat ik simpelweg even het noorden kwijt was. En die beperkingen? Het is zo simpel: ik stel mij kwetsbaar op. Ik vertel ze, ik schrijf ze op, ik leef ernaar. Van menig lezer van mijn boek heb ik te horen gekregen dat juist in die kwetsbaarheid ook mijn kracht ligt.
In 2011 verscheen mijn boek “Van werkloos tot depressief” (een zoektocht naar een nieuwe toekomst). Een citaat:
“”Ooit is mijn zoektocht begonnen met de vragen “wie ben ik, wat wil ik, wat kan ik?”.
Inmiddels weet ik de antwoorden.
Jarenlang ben ik gedesoriënteerd geweest door de nodige rondjes in de achtbaan, waar ik helemaal niet in wil. Langzaam, heel langzaam begin ik mij nu weer een klein beetje de regisseur te voelen van mijn eigen leven. Ik wil weer mijn eigen koers uitstippelen, als architect de kaders schetsen van mijn eigen toekomst. En die bestaat uit vele malen meer dan alleen maar solliciteren, re-integreren en het hebben van een betaalde baan.
Ik heb er zin in; een beter antidepressivum is er niet.
Heel lang is het mij niet gelukt om de werkelijkheid te accepteren zoals die is.
Ik ben nu vanuit die werkelijkheid bezig aan een bewuste zoektocht naar zingeving om opnieuw kleur en inhoud te geven aan mijn leven, zoals ik dat wil. Dat is mijn toekomst.
Als mij dat lukt, wat is dan dat ik nog méér zou moeten wensen?””
En dat is mij gelukt.