Het leuke van een column schrijven vind ik, dat je een paar dagen van tevoren vaak nog geen idee hebt waarover je het eigenlijk wilt gaan hebben. Hooguit wat mogelijke onderwerpen, verdwaalde gedachten en wat flarden tekst. Los nog van de manier waarop je het uiteindelijke onderwerp van je keuze zult gaan beschrijven. Zeker ook bij mij werkt die formule uitstekend. Alle ruimte voor fantasie, een beetje druk, maar ook weer niet te veel, en dan komt die grijze hersenmassa eindelijk in beweging. Steeds op tijd, dat weer wel, want dat zit in mijn genen. Of in mijn bloed, kan natuurlijk ook. Maar dat beetje druk heb ik meestal wel nodig; dan ben ik op z’n best. Althans qua presteren. Het beoordelen van het resultaat laat ik graag aan anderen over.
Deze keer stond ik toch wel erg stevig in mijn schoenen, dacht ik. Ik wist precies waar ik het nu over wilde hebben. Simpel, even terug naar mijn jonge jaren.
Wat daarna kwam: weer eens shit, en dat minstens drie keer. Schuttingwoorden probeer ik in mijn columns te vermijden; zal niet altijd gaan lukken. Een rot-periode achter de rug, ondanks het stralende lenteweer. Depri en zo, volslagen lusteloos, niet vooruit te branden. Vandaag gaat het weer een beetje; dus tijd om nu deze column te schrijven, voordat eventueel weer een volgende down zal toeslaan. Kan ook best zijn dat het nu weer weken goed gaat, maar dat weet je maar nooit. Net zoals bij een weersvoorspelling.
Het schrijven van mijn vorige column kostte mij een hele dag.
Jawel, een hele dag! Om eerlijk te zijn: zelfs nog even wat langer. Zal vandaag trouwens niet veel anders zijn. Wel erg veel tijd maar daar heb ik nu geen moeite mee. Ik moet immers vooral nog even wennen aan de gedachte om regelmatig een column te schrijven, los van hoe ik mij voel. De aanlooptijd die ik nodig heb, gun ik mijzelf ook. Het idee alleen al, maar dan moet ik het uiteraard ook nog gaan doen. Voor mij voelt dat nu nog als een verplichting, hoe onschuldig dan ook. Met het puntje van de tong uit de mond en mijn hersenen maar pijnigen wat ik hoe ga schrijven. En dan ook nog die deadline, hoewel ik al twee weken van tevoren weet dat ik een stukje tekst moet inleveren. Wel met een beetje inhoud natuurlijk, als het kan.
Al ploeterend moest ik de vorige keer dus mijn figuurlijke pen woord voor woord vooruitduwen in een nog te creëren zin, terwijl ik bij schrijven doorgaans naast het rempedaal ook nog de handrem nodig heb om die pen een beetje tegen te houden. Wat ik wil opschrijven is immers simpelweg het resultaat van mijn gedachten in de periode die eraan vooraf is gegaan. Maar die gedachten gaan bij mij regelmatig veel te snel. Ik heb de ene associatie nog niet in woorden verwerkt of de volgende staat al weer klaar in de mentale startblokken. Maar het gaat de goede kant op: het schrijven van mijn column begin ik nu al leuk te vinden. Heerlijk! Dat doet mij echt goed. Bovendien, als je in zes weken een boek kunt schrijven -want ook dat heb ik gedaan- lijkt mij het schrijven van een column toch meer iets van uren; op slechte dagen desnoods een halve dag. Hoe ik dat met mijn eigen boek heb gedaan, toch ruim 200 pagina’s, is mij nog altijd een raadsel.
Voor de rest; vandaag heb ik aan de handrem voldoende.
Mijn onderwerp van vandaag is misdienaar.
Misschien ook wel handig om daar nu iets over te gaan schrijven, want ik ben behoorlijk aan het afdwalen. Even terug naar mijn jonge jaren. Heel lang geleden dus.
Ik wilde misdienaar worden. Ja, dat deed je toen; zeker en vooral in een dorp. Misdienaar in de kerk, RK nog wel! Voor mij destijds wellicht de eerste voorzichtige kinderstapjes om alvast het eerste stukje van het pad te plaveien op weg naar een heus priesterschap!? Zonder sexueel misbruik, althans gelukkig wat mij persoonlijk betreft. Sex schreef je volgens mij toen nog met een x. Het Groene, milieuvriendelijke Boekje bestond toen immers nog niet maar het resultaat van sex en seks was toch heus hetzelfde. Ook als je het uitsprak, was er geen verschil. Ja, het woord bestond ook toen natuurlijk wel maar dat zei je toch zeker niet hardop, als anderen dat zouden kunnen horen. Hoewel je ook in die tijd wel eens vieze woordjes opzocht in het woordenboek, weet ik niet meer of die woordjes daar toen al in stonden. Met een duidelijke uitleg dan natuurlijk. Over andere schunnige woorden wil ik het niet eens hebben. Maar je voelde wel letterlijk en figuurlijk zo’n beetje waar het om ging.
Ik werd dus misdienaar in die RK-kerk in mijn dorp.
Er was alleen een probleem: dat was het misdienarenpakje. Daar had je vroeger een aparte naam voor, maar die weet ik niet meer. Niet kazuifel, want die naam is ook vandaag de dag nog altijd voorbehouden aan een pak zoals ook Sinterklaas dat op zijn verjaardag draagt. Dus daar wil ik zeker niet mee spotten. Voor geestelijken had en heb je kazuifels in allerlei soorten, modellen en kleuren, afhankelijk van de dag die de beminde gelovigen volgens diezelfde geestelijken denken te moeten gaan vieren. Of ook geestelijken dat zelf willen? Ze hebben er wel voor gestudeerd om gelovigen onwijs in de leer te maken en hen te vertellen wat ze moeten doen, ook al geloven ze daar zelf wellicht helemaal niet in. Van dorpspastoor tot paus, als Aardse Vertegenwoordiger van Hogerhand. Hoe dan ook, in goed Nederlands: the show must go on. Voor onwetenden en voor wie daar anno 2012 nog in gelooft: het dogmatische verhaal volgens de kennelijke inzichten van een enkeling van een paar duizend jaar geleden. Van mij hoor je overigens geen enkel misprijzend oordeel over geestelijken, maar bijna was ik “het” zelf geweest.
Ik heb wel respect voor geestelijken die meegaan met hun tijd, die hiërogliefen vertalen in moderne woorden en simpel met hun voeten in dezelfde modder staan als die zoekende gelovigen.
Terug naar dat misdienarenpakje.
Het was gewoon een simpel, volstrekt vormloos gewaad tot op je schoenen. Dat trok je over je kleren aan en om niet te struikelen kreeg je er gratis een koord bij. Het was de bedoeling om dat koord rond je middel vast te sjorren zodat je er enigszins toonbaar uitzag. Bij mij mislukte dat iedere keer weer. Waarschijnlijk was het misdienarenpak, dat speciaal voor mij uit de mottenballen werd gehaald, ooit gedragen door een fors uit de kluiten gewassen oud-misdienaar uit de jaren veertig. Ondanks het koord dat ik om mijn middel bond, struikelde ik er regelmatig over. Dat was dus na niet al te lange tijd meteen het einde van mijn nog prille carrière als misdienaar in de RK-kerk. Ik had naar eigen inzicht ongetwijfeld talent om tot grote hoogten te stijgen maar bij gebrek aan gewicht kwam ook de RK-kerk kennelijk niet op de gedachte dat wellicht die outfit voor mij het heuse struikelblok vormde. Hoefde ook niet, ik zette er zelf een punt achter.
Het woord loopbaanplanning bestond in die tijd nog niet maar ik ging desondanks verder met mijn loopbaan en werd wederom misdienaar. Nou even niet lachen: echt, in het plaatselijke nonnenklooster. Ik dus als misdienaar in een nonnenklooster. Zoiets verzin je toch niet?!
Maar ik moet zeggen, daar was alles mooi, perfect geregeld. Datzelfde misdienarenpakje maar dan van een mooie crèmekleurige stof en dan door de nonnen met de hand op maat gemaakt. Ik heb geen idee meer hoe ze mij toen de maat hebben genomen maar dat zal vast op devote wijze zijn gebeurd. Bij de christelijke feestdagen kreeg je als misdienaar altijd een leuke, smakelijke of financiële attentie. En eerlijk is eerlijk: als knulletje ben je toch al gauw tevreden met een stevig chocolade paasei of een doosje kerstkransjes; en zeker met een donatie voor je spaarvarken.
Belangrijke bijkomstigheid was voor mij ook, dat ik door mijn misdienaarschap alle ruimte kreeg om stiekem te roken. Vóór ik thuis de deur uit ging, pikte ik een sigaret uit het kistje dat in de “zondagse” kamer stond. Op mijn pad naar de mis in het klooster om 7.00 uur in de ochtend gaf ik dus toen al toe aan mijn ontluikende rookverslaving. Later kwamen daar nog de maanden mei en oktober bij. In die maanden was er iedere avond een mis ter ere van… Maakt niet uit, dan kon ik weer roken.
Overigens ben ik bij de eeuwwisseling per 01-01-2000 gestopt met roken. Afspraak met mijn vrouw is, dat ik bij de volgende eeuwwisseling weer mag beginnen
In het klooster was het altijd feest als er weer een novice tot de orde toetrad.
Voor alle heidenen: een novice was een vrouw die meestal al op jonge leeftijd tot inkeer was gekomen in haar wereldse leven. Vervolgens beloofde zij afstand te doen van alle bijbehorende geneugten des levens en trad dan alsnog toe tot hogere sferen in zo’n kloosterorde. Zo’n novice ging tijdens de gebruikelijke plechtigheid ook een tijdje op de grond liggen, met het hoofd richting altaar/kruisbeeld. Het waarom daarvan heb ik eigenlijk nooit begrepen, maar ja, het had wel wat. Tenminste, dat vond ik toen. Veel interessanter vond ik, dat de nonnen je als misdienaar vroegen om na afloop van de ceremonie onderaan de trap te gaan staan. De kapel waarin de plechtigheid had plaatsgevonden was op de eerste verdieping. Na afloop kwam de novice als kersverse non dus die trap af, vergezeld door haar familie. Er waren altijd familieleden die snapten waarom ik daar als misdienaar stond.
Hoe het met de rest van mijn spirituele carrière verloopt?
Daarover gaat waarschijnlijk mijn volgende column. Daarna ga ik toch echt over naar wat serieuzere onderwerpen.