Mijn columns zijn veel te lang. Toen ik er amper twee maanden geleden mee begon, heb ik al verteld dat ik er geen enkele ervaring mee heb. Geeft ook niet, al doende leert men. De stukken die ik tot nu toe voor Banger Sisters heb geproduceerd, staan onder het kopje column. Ten onrechte, maar dat komt door mij. Ik ga ik ze dus inkorten zodat ze hun plaats onder dat kopje ook verdienen.
Waarom ik lange stukken schrijf?
Ja, kijk, ik ben geboren in een bureaucratische organisatie. In dat milieu ben ik ook opgegroeid en heb ik vele jaren de kost verdiend, onder andere met veel schrijven. De nota’s die ik schreef vond iedereen in die tijd toch wel heel erg belangrijk. Ikzelf natuurlijk ook. Maar bovenal schreef ik meestal over thema’s waarbij een exacte woordkeuze, zinsopbouw en meer dan correct ambtelijk taalgebruik daadwerkelijk van belang waren; precisiewerk dus. Die erfenis uit het verleden raak ik maar niet kwijt. Bovendien heb ik de onhebbelijkheid om al schrijvende steeds maar weer toe te geven aan de neiging om er van alles en nog wat aan toe te voegen. Tel daarbij op dat ik altijd een perfectionist ben geweest en voilá, daar heb je weer een veel te lange litanie.
Met dat perfectionisme gaat het sinds een paar jaar wel wat beter: nu eens wel, dan weer niet. Eigenlijk ben ik dus meer een parttime perfectionist. Ondanks het achteraf schrappen blijft er vaak toch nog vaak veel te veel tekst over. Ook op dat punt zal ik mijn leven gaan beteren. Ik ga dus vanaf nu oefenen om kortere stukjes te schrijven, mij vooral te focussen op de essentie en niet al te zuinig te zijn in het hanteren van het rode potlood. Zoals de Duitsers zo mooi zeggen: In der Schränkung zeigt sich der Meister. Ik focus mij op Schränkung. Ik houd wel een slag om de arm. Als het onderwerp erom vraagt, neem ik de ruimte om er meer woorden aan te besteden.
Wat is een column en hoe lang mag die dan zijn?
Ik hou helemaal niet van definities. Ik volsta met een eenvoudige omschrijving die ik op internet tref: “Een column is een kort stukje proza waarin de auteur (columnist) spits en uitdagend zijn mening ventileert.” Blijft natuurlijk de vraag wat je onder “kort” verstaat.
Eerlijk gezegd boeit mij dat niet echt. Maar toch, ik kan het niet laten. Om een indicatie te verkrijgen heb ik eens een paar columns doorgenomen van mijn favoriete columnisten. Nu eens niet om te smullen van de inhoud en spitsvondigheden maar om ordinair tekens te tellen en met behulp daarvan het aantal woorden te schatten. Nooit gedacht dat ik zo diep zou zinken.
Columns van Bert Wagendorp (actualiteiten) en Sylvia Witteman (nou ja, verzin het maar), beiden de Volkskrant, sla ik nooit over. En dan is er natuurlijk Youp van ’t Hek. Zijn wekelijkse column in het NRC volg ik altijd via internet. Ik snap nog altijd niet hoe hij dat doet. Subliem.
Cijfers. Bert Wagendorp gebruikt in doorsnee zo’n 700 á 750 woorden. Sylvia Witteman scoort circa 1200 woorden. Youp zit in doorsnee op zo’n 600 á 650.
Zeggen die cijfers iets over de kwaliteit van de column of de columnist? Nee, natuurlijk niet. Zeker de columns van Youp zijn telkens weer geweldig maar dat komt bepaald niet vanwege het aantal woorden. Het gaat uiteraard om de inhoud en de manier waarop je die vertelt.
De columns die ik ga schrijven zullen, zoals afgesproken met Banger Sisters, in het verlengde liggen van mijn boek: wat heb ik meegemaakt, wat doet dat met je en waarom ben ik geworden wie ik nu ben? Wat doe ik nu, wat kan ik nog, hoe voel ik mij, hoe gaat het met mij? Gewone, alledaagse dingen, voor iedereen herkenbaar maar dan vaak getekend door het verleden. Dat klinkt ontzettend saai maar dat zal reuze meevallen, denk ik.
Ieders leven wordt gekleurd door ervaringen in het verleden. Dat is bij mij natuurlijk niet anders.
Wat heb ik dan meegemaakt? Na dertig jaar mijn baan kwijt, werkloos, allerlei psychische en psychosomatische klachten, in de Ziektewet en uiteindelijk volledig arbeidsongeschikt: duurzaam chronisch depressief, regelmatig onverklaarbaar bewustzijnsverlies. Meer niet. Die ervaringen vormen voor mij het decor van mijn dagelijkse beslommeringen. Daarover ga ik dus schrijven.
Voor mijzelf wil ik wel de ruimte hebben om af en toe ook eens wat te orakelen over wat minder serieuze onderwerpen. Die kunnen wat mij betreft variëren van een punaise tot een paperclip en alles wat daartussen zit. De redactie van Banger Sisters hoeft zich overigens geen zorgen te maken. Ik houd van ironie, zelfspot en ja, zeker ook van humor. Luchtig dus. Gezien de nieuwe koers van Banger Sisters lijkt mij zo’n enkele escapade dus wel geoorloofd.
Voor de rest hanteer ik bij mijn columns slechts één Gouden Regel: ik zal nooit iemand met opzet kwetsen, schofferen of kleineren. Dat geldt ook voor groepen in de samenleving. Nooit dus.
Ik heb wel mijn fatsoen.
In der Schränkung zeigt sich der Meister.
Ik zou deze regel maar goed toepassen, dus niet zo breedsprakig blijven.
Op mijn seminarie noemden wij dezelfde cellen chambrettes, klinkt veel vriendelijker.
Mvg
P.