Zo luidt de kop van een krantenartikel van twee weken geleden. Volgens recente onderzoeksresultaten zijn Nederlanders het meest depressieve volk van Europa.
Dat zet menigeen aan het denken: de statistieken “bewijzen” het immers.
De vraag is of het wel zo is.
Zelf ben ik niet echt onder de indruk van een dergelijke conclusie.
Iedere onderzoeksmethode valt of staat immers met het bepalen van de criteria waarmee je denkt het begrip “depressie” te kunnen meten. Dit los nog van de vraag hoe je de resultaten vervolgens interpreteert en vertaalt in conclusies. Vroeger op school snapte ik helemaal niets van statistieken. Het enige dat ik onthouden heb, is dat statistieken handig kunnen zijn om tot gewenste doch onjuiste conclusies te leiden. Waarmee ik nu overigens niets wil suggereren.
Mooi om te lezen vind ik hoe mensen allerlei overwegingen aandragen waarom ze het wél eens zijn met de conclusie, dat wij toch wel het meest depressieve volk van Europa zijn. Er heerst hier een klaagcultuur: Nederlanders kunnen klagen als de beste. Wij zijn gewoon verwend en gauw chagrijnig. Ook het kabinetsbeleid wordt erbij gehaald: de arbeidsmarkt ligt op z’n kont, de werkloosheid blijft maar stijgen en dan gaan ook nog eens de grenzen open voor al die goedkope buitenlanders. Bovendien wordt het ontslagrecht versoepeld, verkorting van de ww-duur, uitkeringen worden gekort en ga zo maar door. Kortom, waar word je in dit land nog vrolijk van?
Natuurlijk speelt onze cultuur een belangrijke rol. Ondanks het al dan niet gesubsidieerd pamperen in onze verzorgingsstaat zullen we altijd wel een wat somber volk blijven. Zeker nu we ook geacht worden om nog meer onze eigen verantwoordelijkheid te gaan dragen in een participatiemaatschappij. Alle reden om door te blijven gaan met klagen. Dat zit in onze genen.
Ik vraag mij wel eens af of mensen vroeger, vóór Vadertje Drees, depressiever waren dan vandaag de dag. Ik betwijfel het zeer. Frappant vind ik trouwens ook dat depressiviteit in Japan nauwelijks voorkomt. In Japan behoor je niet depressief te zijn; dat zit niet in hun cultuur. Simpel toch?
Bevolkingsgroei en vergrijzing maken dat steeds meer mensen op de leeftijd komen waarop depressiviteit zich voordoet. Dat verklaart niet waarom wij dan toch als Nederlanders het beeld oproepen dat wij zo depressief zijn. Bevolkingsgroei en vergrijzing gelden immers wereldwijd.
Voor mijn gevoel zeggen we al gauw dat we depressief zijn, ook als het alleen maar gaat om een dip of om een moment waarop het allemaal even tegenzit. Depressiviteit is uitsluitend een kwestie van individuele perceptie, een subjectieve ervaring van de werkelijkheid. Dat verschilt per individu: dé Nederlander bestaat niet. Welke statistiek dan ook zegt niets over mij, wie en wat ik ben. Toevallig wens ik ook niet door het leven te gaan overeenkomstig het etiket dat een ander mij opplakt. Ik bepaal mijn eigen leven wel; hoeft een ander niet voor mij te doen.
In ons land zijn hele volksstammen die onnoemelijk veel tijd spenderen aan piekeren. Piekeren over wat er allemaal is geweest, piekeren over wat er misschien nog allemaal komen gaat. Dat begrijp ik best; ik was vroeger ook zo’n beroepspiekeraar. Jaren geleden ben ik gelukkig tot het inzicht gekomen dat piekeren een puur zinloze tijdsbesteding is. Kost veel energie en levert totaal niets op. Het verleden, dat je toch niet kunt veranderen, is niet meer; de toekomst is niet eens begonnen. Het gaat uitsluitend om het nu; iets anders is er niet. Die bevinding maakt het leven al een stuk eenvoudiger en overzichtelijker.
Een wel erg fraaie opmerking lees ik van mensen die er depressief van worden dat de toekomst zo onzeker is… Ik kan mij wel voorstellen dat het velen vaak ontbreekt aan perspectief. Maar onzeker-heid over de toekomst? Niemand heeft een glazen bol. Onzekerheden in het leven zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Waar het ons aan ontbreekt is de vaardigheid om onzekerheden te hanteren, ermee om te gaan. Dat kun je leren.
Hebben wij Nederlanders meer hulp nodig omdat wij zo depressief zijn?
Mwah, nee dus. Klagen doen we toch.