Iedere vrijdag eten we vis.
Jawel, iedere vrijdag vis. Of vissticks.
Voor kenners lijken die laatste in de verste verte niet eens op vis. Zelf ben ik bepaald niet zo’n fijn-proever en al helemaal geen maître de la cuisine. Ondanks alle goede bedoelingen om ook mijzelf eens op culinair gebied te overtreffen is mij dat nooit gelukt. Zodra de aardappels op de kookplaat staan, durf ik de keuken al niet meer uit. Ik word dan ook bloednerveus als je mij in een keuken neerplant.
Toen ik werkloos raakte (2003) kocht ik als potentiële keukenprins even later in een overmoedige bui maar liefst twee kookboeken. “Het basiskookboek” bij Albert Heijn en “Het Groot Kookboek, Eenvoudige gerechten”. Ik was echt van plan om regelmatig een bijdrage in de keuken te leveren. Zo’n aankoop schept natuurlijk ook verwachtingen maar eerlijk gezegd: ik heb ze nooit gelezen of bestudeerd laat staan eens wat uitgeprobeerd. Alleen doorgebladerd, dus dat schiet natuurlijk niet op. Ik ben nooit echt verder gekomen dan de inhoudsopgave van het boek “Koken voor dummies”, deel 1.
Gaat het over vis, dan beschik ik over een rijkelijke fantasie. Vissticks zijn voor mij dus ook vis.
Ik stel mij zo voor dat je op vrijdagochtend in alle vroegte zit te hengelen en dan haal je zo maar een pak vissticks naar boven. Bij wijze van spreken kakelvers en dan ’s avonds meteen in de pan. Alhoewel, ik heb vissticks nog nooit horen kakelen. Vis trouwens ook niet maar daar had ik het niet over. Hoe dan ook: echt een delicatesse voor de ware fijnproevers, want hoe vaak heb je nu een pak vissticks aan je hengel?
Vraag me niet waarom we iedere vrijdag vis(sticks) eten want dat weet ik niet.
Waarschijnlijk is het nog een restant van het oer-katholieke geloof uit lang vervlogen tijden. Oer-katholiek uit lang vervlogen tijden. Lijkt mij bij nader inzien toch min of meer een tautologie. Hoe dan ook: minstens van generaties geleden dus. Op vrijdag behoor je vis te eten en zeker geen vlees. Dat was ook vijftig jaar geleden al zo en is altijd zo gebleven. Ik kan mij niet herinneren dat het in mijn eigen leven ooit anders is geweest. Nu is het nog op veel plaatsen min of meer een gewoonte maar ik ben zelf opgevoed met de gedachte dat je op vrijdag geen vis mócht eten. Het was verboden!
Ik heb geen idee waarom dit soort onzin ooit is bedacht. Desgevraagd kan ook niemand mij dat uitleggen. De meesten komen niet verder dan “dat hebben we nog nóóit gedaan”. Zelf heb ik niet zozeer last van dat soort archaïsche herinneringen en dogmatische stellingen. En ik maar denken dat we al jaren geleden van ons geloof zijn afgevallen en anno nu, 2013 dus, leven.
Maar wel nog steeds vis op vrijdag.
Het kan natuurlijk ook zijn dat het vrijdagmenu standaard zorgt voor de nodige variatie in ons eetpatroon. Bovendien beschermen vetzuren van vis naar huidige inzichten kennelijk tegen hart- en vaatziekten. Maar dan weet ik nog altijd niet waarom dat dan op vrijdag is. Moet ik nog een keer aan mijn vrouw vragen. Als ik haar deze column laat lezen zal ik waarschijnlijk meteen het antwoord te horen krijgen. Kan ik weer rustig slapen.
Toch nog even googlen.
Dan blijkt dat vis eten op vrijdag inderdaad een puur katholieke gewoonte is, ontleend aan joodse tradities. De vrijdag was immers, los van allerlei andere symboliek, de dag dat Jezus aan het kruis is gestorven. Een moment ter nagedachtenis, versobering dus.
Tot ver in de 20e eeuw was het gelovigen inderdaad verboden om vlees te eten van dieren van het land. Om toch op krachten te blijven – er moest immers gewerkt worden- dus vis, zo zie ik op Google. Volgens het kerkelijk wetboek geldt dat kennelijk nog altijd. In de praktijk worden die kerkelijke regels inmiddels op een meer tolerante wijze geïnterpreteerd: matiging in plaats van onthouding.
Hoe dan ook: ik woon in een dorp en op vrijdagmiddag staat daar de viskraam.
Vis op vrijdag dus.