De titel van deze column raakt kant noch wal. Oh, wat ben ik vrolijk, wat ben ik blij!
Lezers die mij volgen, zullen misschien denken dat het met mij weer de goede kant op gaat; dat ik zo vrolijk ben. Nou ja, ík heb het niet beweerd. Het is alleen maar de titel van een liedje van Her-man van Veen: “Ik ben vandaag zo vrolijk”, dat zomaar in mij opborrelt als ik deze column begin te schrijven. De wens is de vader van de gedachte.
Ik probeer ook niet om mijzelf of anderen wijs te maken dat ik zo vrolijk ben. Ik zou wel willen dat het zo was. Niet om anderen wat wijs te maken maar gewoon om zelf weer eens vrolijk te zijn. Maar ik ben nooit meer echt vrolijk zoals ik vroeger kon zijn. Het lachen heb ik al jaren geleden verleerd. Alleen mijn vaak droogkloterige humor zal niemand mij afnemen. Die koester ik.
Ben ik wel gelukkig? Nou nee. Ik voel mij vooral eenzaam. Heel eenzaam in een wereld met miljarden mensen om mij heen. Zo eenzaam dus. Dan kun je ook niet gelukkig zijn. Ik ben een mens, met gevoelens. Mens zijn kun je alleen samen met anderen, niet alleen. Dat is een van de kenmerken van sociale wezens.
Ik ben dus ook helemaal niet zo vrolijk.
Alweer depri. Nou ja, ik ben niet wéér depressief. Dat ben ik de laatste tijd vrijwel constant. Alhoe-wel, niet overdrijven. Niet iedere dag maar wel iedere week een aantal dagen. Daarom heet dat waarschijnlijk ook duurzaam chronisch depressief. Met ups en downs, dat weer wel. Bovendien ben ik het niet maar heb ik het wel. Dus eigenlijk zou ik moeten zeggen dat ik last heb van depressiviteit, niet dat ik depressief ben. Zal wel. Dat krijg je met perfectionistische mierenneukers.
Mijn depressiviteit heb ik in het begin ook zelf heel vaak een dip genoemd.
In het ergste geval noemde ik het wel eens een flinke dip. Totdat mij duidelijk werd dat er echt méér aan de hand was. Veel meer. De bijbehorende symptomen ervaar ik inmiddels dus heel vaak. Vooral veel problemen met concentratie, informatie opnemen en verwerken, kortetermijngeheugen. Namen onthouden lukt vaak niet meer.
Dat slechte geheugen heeft trouwens wel z’n voordeel met Pasen. Je kunt de paaseieren verstoppen en ze daarna zelf gaan zoeken. Op z’n Cruijffiaans: dus ieder nadeel heb zo toch z’n voordeel.
Mijn langetermijngeheugen is trouwens meestal nog redelijk tot goed!
Voor de rest? Mijn denkprocessen gaan in vergelijking met vroeger vaak heel langzaam.
Het behouden van overzicht is regelmatig een moeilijke tot onmogelijke opgave. Daar heeft ook ons gezin vaak last van. Aan tafel praten we ergens over, een dag later weet ik het soms niet meer. Lees ik de krant, kijk ik het journaal? De inhoud ervan kan ik vaak maar voor een klein deel reprodu-ceren. Zelfs het weerbericht kan ik soms niet onthouden. Zelf heb ik dat inmiddels geaccepteerd; het is niet anders.
Anderen uit mijn directe omgeving hebben daar meestal meer moeite mee. Snap ik. Ik weet uit eigen ervaring dat acceptatie een verdomd moeilijk proces is, dat heel lang kan duren.
Dat geldt uiteraard ook -en vooral- voor het thuisfront. Blijft dat nog altijd als storend en hinderlijk ervaren en dat is het natuurlijk ook. Maar voor mijn gevoel realiseert menigeen zich nog altijd onvoldoende, dat depressiviteit een psychiatrische aandoening is. Een ziekte dus. Mijn pillen slik ik niet iedere dag omdat ik ze zo lekker vind. En zelfs met die pillen krijg ik de symptomen, hoe ik mij voel, dus nauwelijks onder controle.
Dus toch iets anders dan een dip.